Karin Amatmoekrim -Wat een zwarte slavenhoudster en een witte soldaat ons leren
De Correspondent- 1,507 views
- 26 Mar 2021
Dit verhaal is een geschiedenis in grijstinten. Maak kennis met de zwarte, vrije vrouw die plantages had en een van de rijkste mensen van Suriname werd. En met de witte, Schots-Nederlandse huurling wiens dagboek als een aanklacht tegen de slavernij gold.
Lees hier het artikel:
https://decorrespondent.nl/12209/wat-een-zwarte-slavenhoudster-en-een-witte-soldaat-ons-leren-over-de-grijstinten-van-het-koloniale-verleden/4893109260457-025f1cfd
***Nieuw: de Correspondent-luisterapp! Vanaf nu kun je voor de beste en meest privacyvriendelijke luisterervaring terecht in de Correspondent-app. Ontdek 500+ shows en verhalen en ga in gesprek met je favoriete correspondenten. Download de app snel in de app-store! Geen lid? Maak ook onafhankelijke journalistiek mogelijk en krijg toegang tot de app: corr.es/wordlid. ***
Productie : Jacco Prantl
Voor vragen, opmerkingen of suggesties mail naar post@decorrespondent.nl
Dit verhaal is een geschiedenis in grijstinten. Maak kennis met de zwarte vrije vrouwen die plantages had in een van de rijkste mensen van Suriname werd en met de witte Schotse Nederlandse huurling wiens dagboek als een aanklacht tegen de slavernij gold. Wat een zwarte slaven houdster en een witte soldaat ons leren over de grijstinten van het koloniale verleden. In veel van de verhalen binnen de serie Verzwegen Geschiedenis lijkt het alsof het kwaad recht tegenover het goede stond van het binaire gender denken dat mensen hun persoonlijke vrijheid ontneemt tot het huiveringwekkende verhaal van de genocide op de Nama en Herero in Duits Namibia.
De werkelijkheid is vaak veel minder overzichtelijk, veel minder makkelijk in te delen, in goed of slecht, in zwart of wit. Tijd dus voor een geschiedenis in grijstinten. Maak kennis met John Gabriel Stedman, geboren in 1844 overleden 1797. Hij was een Schots Nederlandse huurling die naar Suriname kwam als soldaat in de oorlog tegen weggelopen slaaf gemaakte en wiens dagboek werd gepubliceerd als aanklacht tegen de slavernij en met Elizabeth Sampson geboren 1715 overleden 771, een vrije zwarte vrouw die plantages met slaaf gemaakte hield en daarmee de rijkste persoon in Suriname werd.
Op 2 februari 1773 voer een vloot koloniale schepen de monding van de Surinamerivier op. Een paar maanden eerder, op kerstdag 772, waren er 500 gezonde jonge mannen aan monstert op Texel. Onderweg sloeg een ongelukkige soldaat overboord, waarop het schip onverschillig doorvoer en de drenkeling op open zee achterliet. De 499 overgebleven mannen gooiden het anker uit bij Fort Amsterdam en zetten voet aan Surinaamse wal. De soldaten raakten onmiddellijk betoverd door de heerlijke geuren van de wonderschone limoen, citroen en sinaasappelbomen, zoals Stedman in zijn dagboek schreef die aan de weelderige oevers van de rivier groeiden.
Dit was Suriname, schreef Stedman in zijn dagboek. Een merkwaardig land met een nog merkwaardiger samenleving, omringd door natuurgeweld dat even subliem als dodelijk was die kapitein was. John Gabriel Stedman, achtentwintig jaar jong en de zoon van een Schotse vader en een Nederlandse moeder. Een zelfportret toont een jongen met halflang licht krullend haar en een zachtmoedige, enigszins zorgelijke blik. Hij had zich opgegeven voor een expeditie naar Suriname, waar hij leiding zou geven aan een regiment huurlingen tegen de zogenaamde rebellen africana, die aan de slavernij op de plantages waren ontsnapt en een felle strijd voerden tegen de Nederlandse kolonisten.
Hongerig na hun avonturen in verre, exotische streken had Stedman zich voor een gevaarlijke expeditie opgegeven, die hem naar de onbekende binnenlanden van Guyana zou voeren, een gebied waar hij zeer nieuwsgierig naar was. Stedman hield gedurende zijn reis van 1772 tot 1777 een dagboek bij. Hierin beschreef hij zijn persoonlijke ervaringen hoe de samenleving van het land op hem overkwam, maar ook welke wonderbaarlijke planten en dieren hij leerde kennen. Hij maakte er de mooiste tekeningen bij die een uniek beeld geven van de koloniale tijd van Suriname.
Wat Stedman waarschijnlijk niet verwachtte. Toen hij zich voor de expeditie opgaf, was dat de praktijk van de slavernij in Suriname hem zo zou aangrijpen. De gewone mens in Europa werd immers zelden geconfronteerd met de mensen die ontvoerd uit Afrika en naar Zuid-Amerika verscheept. Aan een leven in ketens werden onderworpen. In het boek dat hij na zijn reis publiceerde en dat hij baseerde op zijn dagboek Aantekeningen, waarschuwde hij zijn lezers al op de eerste pagina's voor de gruwelen die voorbij zouden komen.
Een van de eerste tekeningen die hij maakte was van de eerste dag dat hij voet aan wal zette. Hij leidde de tekening in door te schrijven hoe de heerlijke geuren van de bomen en bloemen en de schoonheid van de uitbundige natuur werden tenietgedaan door zijn ontmoeting met een zwarte vrouw die op sterven na dood leek. Haar kleren waren tot op de draad versleten en ze sleepte een loden gewicht mee dat met een ketting aan haar enkel was vastgemaakt. Ze was vreselijk toegetakeld door haar meester, begreep Stedman.
De man had haar tweehonderd zweepslagen laten geven. Het loden gewicht moest ze als extra straf maandenlang met zich mee torsen. Haar zonder. Ze had haar werk niet op tijd af gekregen. De kennismaking met deze kant van Suriname deed Stedman de rillingen over de rug lopen. Hij maakte een tekening van de vrouw, zodat hij zich de onmenselijkheid waarmee de kolonisten de schepsels behandelen die aan hun macht zijn onderworpen, zou herinneren. Het was nog maar het begin van een eindeloze reeks wreedheden waarvan Stedman getuige zou zijn en waarvoor hij ruim plek gaf in zijn dagboek.
Tegelijkertijd genoot hij van de privileges die zijn huidskleur hem gaven, blijkt uit zijn verslag. In afwachting van het startsein voor de binnenlandse expeditie tegen wat men de muit Terlingen van de Poetica noemde de mensen die de plantages waren ontvlucht, liet hij zich door rijke planters en notabelen uitnodigen. Hij zat aan bij uitgebreide diners, deed mee aan plezier, tochtjes en partijen, terwijl hij intussen alles wat hem opviel aan deze vreemde samenleving noteerde. Zijn overgeleverde dagboek leest als een avonturenroman, maar werd voor publicatie sterk gecensureerd.
Veel van het onrecht dat Stedman beschreef werd als te gruwelijk voor de lezers beschouwd en daarom weggelaten. Ook. Stautemas persoonlijkheid iets braver gemaakt uit de oorspronkelijke tekst blijkt dat de schrijver dronk, zich vergreep aan talloze vrouwen en met andere soldaten op de vuist ging. Het was dan ook een roerige tijd. De tweede helft van de 18de eeuw. Het was de tijd waarin Voltaire zijn novelle Candide publiceerde. Hierin schreef hij niet alleen een aanklacht tegen het optimisme van zijn tijd, maar kwam hij ook tot een felle veroordeling van de slavernij in het algemeen en de behandeling van tot slaaf, gemaakt door de Nederlanders in Suriname in het bijzonder.
Het was ook de tijd waarin de ene na de andere opstand in de koloniale gebieden uitbrak. In 763 zette koffie in Barbies zijn grote slavenopstand in gang. Na Italiaanse Revolutie begon in 1891 en die van Tula op Curaçao in 1795. Ook in Suriname was het tijdperk van een revolutie in 1757 en de grootste opstand in de geschiedenis van de kolonie plaatsgevonden. Zestienhonderd rebellen, afkomstig uit acht verschillende dorpen, hadden de krachten gebundeld en talloze plantages in de as gelegd. De Nederlanders zagen zich gedwongen in 1760 een wapenstilstand te sluiten.
De Marrons zouden de plantages niet aanvallen als hij andersom ook met rust gelaten zouden worden in hun nederzettingen. Dat Stedman en de andere huurlingen 13 jaar later alsnog werden ingehuurd in de strijd tegen de Marrons, kwam doordat er nog altijd verzet was tegen het wreedaardige gedrag van de planters en opzichters. De Afrikanen verzetten zich niet alleen tegen een leven in slavernij, maar ook tegen de bloeddorst van Hollandse opzichters. Het sadisme, waar vooral Nederlandse vrouwen in de kolonie om bekendstonden, en de achteloze verkrachtingen en lijfstraffen die plantage eigenaren voor de minste overtreding oplegden.
Gebrand op zoveel mogelijk winst bleven zij hun werkvolk tot het maximale uitputten. De behandeling waaraan tot slaaf gemaakt en in Suriname werden onderworpen, werd door buitenstaanders gerekend tot de hardvochtig staan in het gebied. Ook Stedman, ingehuurd om zwarte rebellen te bestrijden, was verbijsterd over de wreedheden waar hij mee werd geconfronteerd. In zijn dagboek schrijft hij over Hollandse vrouwen die eigenhandig zwarte baby's verdronken en de moeders tot op het bot lieten slaan wanneer die hun kind trachten te redden. Over verminkingen en doodvonnissen die dagenlang gerekt werden en over gruwelijke manieren om mensen te laten leiden die elke voorstellingsvermogen te boven gingen.
De planters, die snel rijk wilden worden, dachten niet meer aan de deerniswekkende toestand van hun slaven, was de verklaring van Stedman, zoals hij in zijn dagboek schreef. En ik citeer terwijl aan de ene kant wellust en ongebondenheid heersten, vermeerderde aan de andere kant naar evenredigheid de ellende. Einde citaat. Steeds meer mensen verzetten zich dan ook tegen het geweld op de plantages en steeds meer mensen sloten zich aan bij de weggelopen Afrikanen die zich in het Surinaamse regenwoud hadden teruggetrokken.
Vanuit hun verborgen woonplaatsen bestookten de Marrons plantages met guerrilla aanvallen, beroofden de planters van kostbare wapens en namen bij het weggaan hele slaven bevolkingen mee. De planters dood of volledig berooid achterlatend. Van een wapenstilstand was kortom weinig sprake, getuige ook de inzet van Hollandse huurlingen. Het expeditieleger waartoe Stedman behoorde was door de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden naar Paramaribo gestuurd om de zogenaamde folks planting te beschermen tegen de aanvallen van de rebellen en hun sterkste leiders. Bonnie Baron Chow Liqueur te verslaan.
Zo bereikte op 15 juni 1673 een bericht uit het binnenland. De stad, het 30 man sterke regiment van ene officier Lepper, was door Marrons strijders volledig afgeslacht. Het nieuws van het bloedbad ging als een lopend vuurtje door Paramaribo. Het was de hoogste tijd, meenden de Hollanders, dat het huurlingenleger daadwerkelijk in actie kwam. Op 1 juli 1773 voeren daarom twee boten uit met op elk ongeveer twintig soldaten aan boord om de kolonie te beschermen. Ze waren gereed om te sterven of overwinnen, zoals Stedman strijdlustig in zijn dagboek schreef.
Zelf vertrok hij met twee schepen naar het bovenste gedeelte van de Kotka rivier, met onder zijn bevel vier onder officiers, twee sergeanten, drie korporaals en 32 soldaten. In zijn dagboek beschreef hij de wonderbaarlijke schoonheid van de omgeving die zich aan hem en zijn soldaten opdrong terwijl ze de rivier opvoeren. De mannen keken hun ogen uit op de met piranha's en kaaimannen krioelende rivierbeddingen, de leguanen, waarvan het vlees populair bij de inheemsen was. De tijgerkat met zijn bijzondere vacht, tekening en de honderden hun onbekende vogels die de zinderende luchten doorkruisten, stemmen niet zich door aan de bosrand wonende zwarte mensen tips geven over hoe hij in het tropische klimaat gezond kon blijven.
Veel zwemmen, maar oppas voor de krokodillen. Hij liet na weken zonder vers vlees een doodgeschoten aap klaarmaken en hij liet het zich goed smaken. En hij bekommerde zich om een zwarte vrouw, een heks, zeiden zijn soldaten, die in alle eenzaamheid tussen de bomen woonden. Na een maand onderweg te zijn zonder ook maar een Maron strijder tegen te komen, was het regiment volledig uitgeput door de genadeloze regenval. De zware, stomende hitte en de vele insecten waaraan ze blootgesteld werden s nachts werden ze uit hun slaap gehouden.
Door de trommels van de Marrons die vanuit de verte op klonken, de voortdurende angst om aangevallen te worden had de mannen al uitgeput voordat ze een slag hadden geleverd en de wraak voor het regiment van officier Lepper. Die kwam niet in de vier jaar en vier maanden dat Stedman in Suriname was, kwam het nauwelijks tot een treffen met de vijand die het bos veel beter kende dan de huurlingen en die vaak beter wist waar de Europese soldaten zich bevonden dan zijzelf. In plaats daarvan bezweken ze onder het geweld van de genadeloze en alomtegenwoordige Surinaamse natuur.
In de periodes tussen de expedities in vermaakte Stedman zich uitstekend in de stad. Hij werd verliefd op een vijftienjarig meisje, Johanna, dat in slavernij leefde. Hij beschreef haar als een grote liefde voor wie hij diep respect koesterde. Maar hoe gelijkwaardig was hun verhouding werkelijk? Antropoloog Gloria Wekker zet in een artikel over het dagboek van Stedman vraagtekens bij de manier waarop Stedman Johanna beschreef als een dienstbare jonge vrouw. Hoeveel hij ook zei te houden van Johanna, het bleef een meisje van 15 dat bovendien in slavernij leefde en volledig afhankelijk was van de bevliegingen van een witte man.
Ging Stedman de stad in naar de vele feesten en open Lenten diners, dan liet hij zijn geliefde Johanna thuis en zich bedienen door zwarte slaaf gemaakte. Toch geeft Stephen's dagboek een interessante inkijk in een samenleving die om de slavernij draait. Zijn dagboek werd na publicatie een groot succes en het werd in verschillende talen vertaald. Het fungeerde zelfs als een soort handboek voor Abolition Piston. Stedman schreef immers en ik citeer om te bewijzen hoe ongerijmd het vooroordeel is. Menselijke schepsels als beesten te beschouwen, alleen omdat ze van ons in huidskleur verschillen.
Einde citaat. Het paradoxale was dat Stedman zelf geen tegenstander was van de slavernij. Hij zag net als een groot deel van zijn tijdgenoten het systeem van gedwongen arbeid als een noodzakelijkheid voor een gezonde plantage economie. Niet alleen vanuit menslievendheid zouden zwarte mensen beter behandeld moeten worden, maar vooral omdat er zonder hun kosteloze arbeid geld verloren zou gaan. Koloniale samenlevingen zoals die in Suriname in de achttiende eeuw waren kapitalistische systemen, schrijft onderzoeker Aviva Ben R&R in haar essay Reality tv Prop 10.
Het was simpelweg onmogelijk om eraan te ontsnappen, ook niet voor de zwarte en gekleurde middenklasse die langzaam maar zeker vorm aan het krijgen was. In de turbulente jaren tussen 1763 1840 beklom in verschillende West-Indische kolonies een scala aan freies zwarte vrouwen. De maatschappelijke ladder. Ze grepen de kans om geld te verdienen in een koloniale samenleving met beide handen aan en ze werden succesvoller dan wie dan ook. Ook Suriname kende zo'n vrouw. Ze heette Elizabeth Samson en zou een van de allerrijkste mensen in de kolonie worden.
Samson werd in 1715 vrij geboren. Haar moeder Nanou was een paar jaar eerder vrijgemaakt en daardoor was Elizabeth vanzelf ook vrij. Samson had bovendien nooit armoede gekend. Ze woonde als jong meisje in bij haar halfzus, die met haar man deel uitmaakte van de Surinaamse elite, waardoor ze altijd op haar gemak was in society kringen. Ze kon lezen en schrijven en had een goed stel hersenen. Er zijn geen persoonlijke aantekeningen of brieven van Samson overgeleverd. Wel vond de Surinaamse schrijver Cynthia Mecca Lloyd, die uitgebreid onderzoek deed naar Samson in 1996, talloze contracten en testamenten waarin haar naam genoemd werd.
De eerste man die genoemd werd in dergelijke papieren was een Duitse militair in het leger van de Sociëteit van Suriname. Karl Otto Creutz. Net als Stedman een paar decennia later was Creutz aangenomen om de kolonie te beschermen tegen de aanvallen van de Marrons. In 17:51 Samson en Creutz waren toen allebei 36 jaar lieten de twee een soort samenlevingscontract opstellen. Creutz had een stuk grond gekregen als beloning voor zijn aandeel in de strijd tegen de Marrons en kon daar nu een plantage op stichten.
Daartoe miste hij het vermogen dat Samson wel had. Uit erfenissen. Naast een plantage bouwde Samson en Creutz samen een statig huis in Paramaribo, op de hoek van de wagen Weg, Straat en de Herenstraat. Aan de overkant van de straat werd een koetshuis, een stal en slaapvertrekken gebouwd. Het woonhuis richtte ze luxueus in met kasten vol porseleinen serviezen en zilveren bestekken, zodat ze grote gezelschappen voor overdadige banketten konden ontvangen. Aan de met seder en mahoniehout getimmerde muren hingen de mooiste schilderijen.
Afgaand op wat de Schotse huurling Stedman schreef, liep de Surinaamse society het breed hangen en hij schreef. Suriname was als een grote, fraaie tuin waar men alles verenigd vond wat de natuur en kunst kunnen voortbrengen om het menselijke leven aangenaam te maken. Er heerste overvloed en alle zintuigen genoten tegelijkertijd om te spreken in de woorden van het heilige boek. Suriname was een land van melk en honing. Tijdens dit uitbundige leven lieten rijke planters en ondernemers zich in alles door hun zwarte onderdanen bedienen.
Er was een slaaf gemaakt om de meester of meesteres uit te kleden. Iemand om hem of haar aan te kleden. Een aantal om hem koelte toe te wuiven. Weer een viertal om hem te vervoeren in een draagstoel wanneer hij zich moest verplaatsen. Want, schreef Stedman in zijn dagboek. Niets is geschikter om mee te pronken dan een groot aantal slaven. Zo ook Elisabeth Samson. Alleen al in haar luxueuze woonhuis aan de Herenstraat leefden 44 mensen in slavernij om haar en haar man te bedienen.
Op Plantage Kleef ja, verbouwde. 208 tot slaaf gemaakte mannen, vrouwen en kinderen koffie voor hun zwarte meesteres, de man met wie Elizabeth samenwoonden, streed tegen de Marrons die zich tegen de slavernij verzetten. Hij beschermde de planters kolonie en daarmee het systeem van uitbuiting waaraan Elizabeth zelf alleen door toeval ontsnapt was. Karl Otto Creutz stierf in 1762. Na de dood van haar geliefde erfde Samson de helft van zijn plantage en kocht ze Creutz Duitse erfgenamen voor de andere helft uit.
Ze bewees een gehaaide ondernemer te zijn. Op het hoogtepunt van haar succes bezat ze zes plantages, twee buitenplaatsen en vijf huizen in Paramaribo. Ze verdiende daar zo'n 100 duizend gulden per jaar mee. Ter vergelijking de gouverneur van Suriname ontving een jaarsalaris van tienduizend gulden. Samson was samen met haar zus Nanette een van de grootste koffie exporteurs van het land. In 768 liet ze samen met Manet zelfs een eigen schip bouwen. De juffrouw Nanette en Elizabeth. Maar hoe rijk en machtig ze ook was, Samson bleef zwart.
Haar hele leven kreeg ze te maken met andere regels, wat haar vooral bleef steken. Dat ze niet met een witte man mocht trouwen. Ook met Creutz had ze altijd in concubinaat geleefd. Hoe het is gegaan is niet helemaal duidelijk. Maar twee jaar na de dood van Creutz gaf ze te kennen te willen trouwen met Christoffer Brabant, een koster en organist van de plaatselijke Gereformeerde Kerk. Brabant was veel jonger dan Samson, die op dat moment 50 jaar was.
Hij woonde in een eenvoudig huis dat hij nota bene van Samson huurde. Op een van de percelen tegenover haar statige herenhuis. Hoe weinig indrukwekkend Brabant ook was. Hij was wel wit en dat was een eigenschap die Samson niet kon kopen. Door met een witte man te trouwen, deed ze iets wat geen enkele zwarte vrouw eerder had gedaan. Het bracht haar dichter bij witte tijd dan ze ooit kon komen. Samsoms verzoek om in ondertrouw te gaan werd door de commissarissen van Huwelijk Zaken met ongeloof ontvangen.
Niet wetend wat ze met het verzoek aan moesten, zochten ze steun bij de gouverneur, die het ook niet wist. De Hollanders gingen er van uit dat interraciale huwelijken bij wet verboden waren, maar bewijs daarvoor kon niet overlegd worden. De gouverneur en zijn raden schreven daarom een brief naar de directeuren van de sociëteit om uitsluitsel te vragen. Ze legde uit hoe precaire situatie van dit verzoek tot ondertrouw was. Niet alleen ging het om een vrouw, in de vijftig jaren oud schreven ze die wensten te trouwen met een jonge man in de Fleur seiner Jaren.
Het ging ook nog eens om een oude zwarte vrouw. De commissarissen schrijven in de brief dat zwarte mensen alleen in huidskleur, haar en aard anders zijn dan witte mensen. Bovendien zijn ze in theologisch opzicht, net als hun witte broeders en zusters, allemaal kinderen van Adam en daarom de broeders en zusters van de Witte Mens. De reden schrijven zij om toch tegen een huwelijk te zijn was en ik citeer dat het weerzinwekkend en afschuwelijk is. Schandelijk ten hoogste voor een blanke.
Dat hij hetzij uit een verkeerde wellust of om een voordeel zodanig huwelijk aangaat. Einde citaat. Interraciale huwelijken ging het verder, moesten vooral vermeden worden omdat het al moeilijk genoeg was voor de witte mens die zichzelf als lieden van een beter en edel natuur beschouwden en zich als zodanig staande moesten houden temidden van grote groepen zwarte mensen die zoals men wist tot een en een schreef verkeerd en verdraaid soort mens behoorden. Mochten de hoge heren van de sociëteit desondanks besluiten dat er geen wettig middel was om dergelijke huwelijken tegen te gaan, dan werd toch nadrukkelijk verzocht om de witte man die zichzelf in zo'n mate verlaagde om te trouwen met een zwarte vrouw, te verbieden om in aanmerking te komen voor welk officiele ambt in de kolonie dan ook.
Er waren dus talloze redenen om het huwelijk te verbieden, maar dat bijzondere geval van Elisabeth Samson gaf de heren van de sociëteit een enkele zwaarwegende reden om het huwelijk wel toe te staan. Haar gigantische fortuin. Ze schreven terug als zij met een blanke zou trouwen, zal haar fortuin door dit huwelijk mettertijd onder de blanken komen. Wat niet slecht is, want er is veel kwaad te vrezen als er al te machtige vrije zwarten rondlopen, omdat het aan onze slaven een idee geeft dat zij hoger kunnen stijgen.
Als wij. Als Elizabeth niet met een witte man trouwt en haar fortuin aan haar familie nalaat, blijft het onder de zwarten. Einde citaat. Samson wachtte ondertussen het oordeel uit Nederland niet af. Ze liet haar zaakwaarnemer in Amsterdam een officieel rekest indienen bij de Staten-Generaal. Het duurde drie jaar voordat de Staten-Generaal in 1767 tot de conclusie kwam dat er, precies zoals Samson beweerde, geen wet bestond waarin het verboden was voor zwarte en witte mensen om met elkaar te trouwen.
Tegen de tijd dat Samson bericht kreeg dat zij als eerste zwarte vrouw in de koloniale geschiedenis van Suriname voor de wet met een witte man mocht trouwen, was haar verloofde echter al overleden. Voordat het gouvernement opgelucht kon ademhalen. Diende Samson opnieuw een verzoek voor ondertrouw in. Haar verloofde heette ditmaal Hermanus Daniel Sobre, wederom een witte man, opnieuw zonder bijzonder indrukwekkende carrière. Met zijn dertig jaar was Sobre net als zijn voorganger Brabandt een stuk jonger dan Samson. Het stel trouwde op 21 december 1767.
Hun huwelijk duurde kort, want Samson overleed in 1771. Ze had geen kinderen en haar volledige fortuin ging naar haar weduwnaar. Inmiddels ging het om veertien huizen in Paramaribo, acht plantages en twee buitenplaatsen. De inventaris werd geschat op één miljoen. 138.000 gulden sobre bestierde ze gedurende zijn verdere leven. Na zijn dood kwam alles wat Samson had opgebouwd eerst in handen voor zijn broer, daarna in die van Amsterdamse kooplieden Elisabeth Samson als een vrouw die zich voor zover bekend niet inzette voor de emancipatie van zwarte mensen.
Sterker nog, ze hield zelf honderden mensen in slavernij en verdiende goud geld aan plantages die dreven op gedwongen arbeid. Als zij niet was getrouwd met Sobre, zou haar vermogen niet zijn terugvloeit in witte handen, maar door haar zwarte familieleden zijn geërfd. Na haar dood werd ze afwisselend gezien als een feministisch boegbeeld en als een verrader van haar eigen volk. Tegelijkertijd bleef ze zelf meet als ze was altijd een voorbeeld van wat talent en hard werken vermag in een kapitalistisch systeem.
Dat ze het systeem aanvocht tot bij de rechtbank in Amsterdam was bewonderenswaardig. Het leek echter vooral geboren uit een verlangen om dat ene te verkrijgen wat ze niet kon kopen. De ultieme acceptatie van de witte mens. Stedman en Samson hebben elkaar nooit ontmoet. De Schot kwam een jaar na de dood van Samson aan in Paramaribo. Wel ontmoette hij Elizabeth zus Nanette Samson, bij wie hij een zeer aangename dag doorbracht. Zoals hij in zijn dagboek beschreef, zou Stedman iets gezegd hebben over de slavernij die naar Ned en Elizabeth Samson in standhielden?
Waarschijnlijk niet. Stedman klaagde weliswaar de behandeling van de zwarte mensen een kolonie aan, maar nergens keurde hij slavernij op zichzelf af. Hij was net als Elizabeth Samson een kind van zijn tijd. Dat hij al opmerkte dat de behandeling van tot slaaf gemaakt en in Suriname buitenproportioneel reet was, was in die tijd al voldoende om de wenkbrauwen doen fronsen. Net zoals het van de zotte was om te denken dat een zwarte vrouw vanzelfsprekend met een witte man zou kunnen trouwen.
Als geschiedenis een ontwikkeling is van menselijke vrijheid, zoals de filosoof Hegel ooit beweerde, dan zijn deze twee verhalen complementair aan elkaar en aan dat idee. John Gabriel Stedman nam de vrijheid van geest om de zwarte mens als mens te durven zien en het ook als zodanig op te schrijven. Elizabeth Sampson eigende zich de vrijheid toe die vooral aan witte mannen was voorbehouden. Ze bouwde een gigantische welvaart op en onderscheidde zichzelf van anderen, wit en zwart. Op hun eigen manier zijn ze allebei tegendraads en te bewonderen en op hun eigen manier zijn ze problematisch.
Niet zwart, niet wit, wel heel veel tinten goed en kwaad die in elkaar door bloedden. Dit is voorlopig mijn laatste stuk in de serie Verzwegen Geschiedenis. De komende tijd ga ik namelijk hard aan de slag met een boek waarin de verhalen die ik de afgelopen jaren binnen deze serie schreef de leidraad vormen. Luister in de tussentijd ook graag naar de andere artikelen binnen Verzwegen Geschiedenis. Veel dank voor het luisteren. Ben je nou nog geen lid van de correspondent?
Wordt dat dan? En steun onze journalistiek? Ga naar de correspondent. Punten nul slash word lid. Heel veel dank.